Historiek polders & wateringen

Vrijwel iedereen kent de polders als de aardrijkskundige streek in het noorden van de provincies West- en Oost-Vlaanderen. Het zijn aangeslibde gronden die in vroegere eeuwen door bedijkingen op de Noordzee zijn gewonnen. Bij hun ontstaan, en tot voor enkele decennia, hadden de polders nog een uitgesproken landelijk en idyllisch karakter: hobbelige weilanden en verzonken hooilanden, afgewisseld met vlakke akkers en hier en daar een kleine dorpskom of een meerbouwige boerderij. Het valt op dat dorpen en hoeven steeds op natuurlijke hoogten in de polder neergezet werden. Onze voorouders warden duidelijk goed op de hoogte van de gevaren die met het wonen in de lage poldergebieden gepaard gaan.

 

Polders en wateringen zijn al eeuwen oud. Reeds in 1183 was er sprake van de Watering van Veurne-Ambacht, in de noordwestelijke hoek van West-Vlaanderen. In het oud recht is er niet alleen sprake van polders en wateringen, er waren ook nog gelijkaardige verenigingen onder de benaming van broeken, moeren, e.d. Tussen al die instellingen met verscheidene benamingen werd er vroeger nooit een scherpe juridische scheidingslijn getrokken.

 

Polders vinden hun ontstaan in het feit dat bepaalde gronden in het verleden werden ingedijkt en zo werden veroverd op de zee of op de aan het getij onderhevige rivieren. Het winnen van schorrenland door bedijkingen gebeurde in principe op basis van een concessie, verleend door de landsheer. Maar het waren meestal kloosterorden (o.a. de Gentse St.-Pietersabdij) of kapitaalkrachtige burgers die de werken financierden. Zij kregen, in ruil voor hun inspanningen, bepaalde stukken land in eigendom of in leen. Oorspronkelijk zorgde iedere eigenaar of gebruiker voor het beveiligen van zijn eigen grond. Langzamerhand ging men inzien dat alle betrokken eigenaars of gebruikers van een bepaald gebied dezelfde belangen hadden bij de verdediging en/of ontwatering van dat gebied en dat samenbundeling van krachten en middelen een onmiskenbaar nut opleverde. Zo kwamen verenigingen van eigenaars tot stand die ‘watering’ genoemd werden. De zogenaamde ‘gelanden’ kozen een eigen bestuur en sluismeesters. Ze stonden in voor het onderhoud van de zeeweringen, de watergangen, de zeesluizen, de wegen en de bruggen. Alle gelanden dienden, in verhouding tot hun eigendom, een bijdrage te betalen om het onderhoud van de gemeenschappelijke infrastructuur te bekostigen. Het bedrag van het ‘watergeschot’ werd jaarlijks door de sluismeesters bepaald. Zo ontstonden de eerste wateringen, de voorlopers van de hedendaagse polderbesturen. De huidige polders en wateringen kunnen dan ook bogen op een rijke, 1000-jarige geschiedenis.

 

Polders en wateringen zijn ingestelde, territoriaal en functioneel gedecentraliseerde openbare besturen. Met deze uit het administratief recht overgenomen bepaling, wordt het volgende bedoeld:

  • Het zijn ingestelde besturen: hun oprichting, voortbestaan en opheffing behoort tot de bevoegdheid van de Vlaamse Regering.
  • Het zijn openbare besturen: ze hebben een taak van openbaar belang te vervullen, met name de algemene opdracht om mensen en goederen te beveiligen tegen watersnood en zodoende omstandigheden te scheppen die mede het algemeen welzijn bevorderen. Ze zijn autonoom, weliswaar met de beperkingen van de administratieve voogdij en ze hebben het recht belastingen te heffen.
  • Het zijn functionele besturen: ze hebben een welomschreven en in opdracht beperkte taak, namelijk de zorg voor de waterhuishouding in hun gebied. Andere openbare besturen zoals bijvoorbeeld de gemeenten, verschillen enkel hierin van functionele besturen dat zij een algemene bevoegdheid en verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van het welzijn van hun inwoners.
  • Het zijn gedecentraliseerde besturen: het zijn de belanghebbenden van ter plekke die bevoegd zijn voor de wijze waarop de opdracht wordt ingevuld binnen een vastgesteld bestuurlijk en administratief kader.
  • Het zijn territoriaal gebonden besturen: ze oefenen hun opdracht enkel en alleen uit binnen de wettelijke begrenzing van hun ambtsgebied.

 

Het polderlandschap is intussen erg veranderd: hoewel het bodemgebruik nog overwegend landbouwgericht is, heeft de polder heel wat nieuwe functies te dragen, zoals bewoning, industriële en ambachtelijke bedrijvigheden, recreatieve voorzieningen, natuur, enz. De verschillende actoren binnen het poldergebied hebben soms tegengestelde belangen en dit in combinatie met de klimaatverandering zorgt voor heel wat (nieuwe) uitdagingen.